‘Mam, als ik later groot ben, wil ik ballerina worden!’
‘Heel goed idee. Weet je eigenlijk wat ik ben?’
‘Jij bent moeder.’
‘Haha ja, maar ik ben ook schrijfster.’
‘Nee, dat kan niet, dat mag niet! Want je bent al moeder! Mijn mama!’
‘Ik ben helemaal jouw mama. Maar ook schrijfster.’
‘Kan je dan ook twee dingen tegelijk zijn?’
‘Ja!!’
‘Dat wist ik niet. Dan wil ik ook superheld worden. En Ballerina.’

Zo gaat dat dus. Je bent moeder, voor een kind. En verder niets. Dat is je beroep. Je levensvervulling. Het blijft voor mijn dochter van vijf moeilijk te begrijpen, dat ik buitenshuis ook nog een leven heb. Ook al gaat ze af en toe mee naar het Schrijfcafe in Utrecht en weet ze dat ik ‘mensen leer schrijven’.  Maar eigenlijk ben ik gewoon moeder.

En over die dubbelheid gaat dus de boekenweek-discussie met het thema Moeder, de vrouw. Het thema riep veel commentaar op. Want hallo, anno 2019 zijn wij toch geen moeders, die toevallig ook vrouwen zijn. We zijn vrouwen, die ook moeders zijn. Juist! Er verschenen veel artikelen over dit thema en ik verslind ze. Want het raakt iets. Vooral als het de schrijfsters, theatermaaksters en filosofes zijn die schrijven over dat ‘vrouw, kunstenaar, moeder’ dilemma in zichzelf en in de maatschappij. Het lijkt er op dat ‘men’ gelooft dat moederschap niet ‘kunstwaardig’ is.

En ja, ik zie nu dat ik daar zelf ook op vastloop, al een tijdje.  Dat niet alleen mijn dochter niet begrijpt dat ik moeder en schrijfster ben. Dat ik zelf ook niet weet hoe dat moet. En of dat eigenlijk echt mag; twee dingen tegelijkertijd zijn.

Een schrijvende moeder of een schrijfster met kind?

Want plotseling zie ik het heel helder: ik vind mijn moederschap ook niet schrijvenswaardig. Ik ben, net als veel andere (schrijvende) moeders, net aan het doen alsof ik geen moeder ben. Moeder ben ik thuis, niet op mijn werk. Het is een beetje zoals mijn dochter dat ziet, maar dan andersom. Thuis is de schrijfster onzichtbaar, op het werk de moeder. Vooruit je mag twee dingen zijn, maar niet helemaal tegelijkertijd. Het een of het ander. Met rechts schrijf je, met links moeder je.

Ik heb de laatste vier jaar regelmatig gedacht: het is toch bizar dat ik over bijna alles schrijf in mijn leven, maar nauwelijks over mijn dochter. En ik snap(te) zelf niet waarom.

Een kind is tja, zo gewoon

Het zou kunnen dat het te maken heeft met mijn eigen weerstand tegen gewoonheid. Een vriendin van mij zegt altijd lachend dat ze gek is op saaie dagen, saai alleen, saai met haar kinderen. Een beetje lummelen. Ik, ik haat saai, ik ben allergisch voor de simpele gang van de dag.  Voor de afwas, de was, het koken. Ik sla het het liefst over. Ik ben jaloers op mijn Indiase vriendin die een bediende heeft. Dat wil ik ook. Iemand die mijn vloer veegt en chai voor me maakt. Maar ja, ik woon in Nederland en ik ben een arme schrijfster.

Een schrijfster die over de diepgang van het leven wil schrijven. Over creativiteit, over drama, over avonturen in India. Maar niet over de afwas. En blijkbaar dus ook niet over mijn kind. Al is mijn kind helemaal niet zo gewoon of saai. In tegendeel. Maar toch, die schriftjes die ik zou vullen met leuke anekdotes bleven leeg.

Maar mijn kind is zo bijzonder!

Tot een klein jaar terug, sinds ze naar school gaat. En opeens de meest geweldige dingen zegt en verzint. ‘Mam, is de horizon de grootste zon die er bestaat?’  Nu ze op een leeftijd is dat ze de wereld probeert te begrijpen en haar taal zo ontwikkeld is dat ze dat heel ludiek weet te verwoorden, sta ik soms met mijn oren te flapperen. Ik schrijf het op. Al kost het soms moeite. Want god, ik ga nu toch niet opeens als een moeder schrijven?

Ik heb het alleen aan een paar mede-schrijvers (en mijn moeder, maar die telt niet) laten lezen, met vooral de vraag: kan dit? Of is dit gewoon gezemel? Ben jij hier, als niet-moeder, in geïnteresseerd? Zit ik niet net te doen alsof mijn gewone kind nu een heel bijzonder en intelligent en grappig exemplaar is?

Wat een stomme vraag! Waarom stel ik die? Waarom roep ik niet: moet je nou horen wat ze zegt en denkt. Dat is toch geweldig? Ze IS uniek! (Want dat is namelijk elk kind, elk mens. Dat vertel ik toch juist aan elke schrijver die bij mij aan tafel schuift en altijd wel een keer de vraag stelt: is mijn verhaal bijzonder genoeg om over te schrijven?)

Van moeders kan je niets leren

Nee, ik schaam me, stiekem. Want ik wil geen ‘kijk ze loopt!’ stukjes schrijven. Dat is een onbewust proces. Het is geïnternaliseerd, dat idee dat moederschap niet literatuur-waardig is. Dat als je als je over je kinderen schrijft, niet meer serieus te nemen bent als schrijfster.

Een collega-schrijfster en deel-auteur van de verhalenbundel ‘Ik, moeder’ (literaire verhalen over het moederschap, uitgegeven als reactie op het boekenweekthema) schreef op haar Facebookpagina dat op het verzoek om deze bundel in een bekend opinieblad te bespreken, de literatuurredacteur liet weten dat hun lezers niet op het boek zitten te wachten. ‘Ze hebben niks met moeders, kinderen, etc. Ze willen léren.’ Zo wordt er dus in sommige intellectuele kringen naar het moederschap gekeken. Daar kan je niets van leren.

Maar hoe zie ik dat zelf eigenlijk? Neem ik zelf mijn moederschap serieus? Of wimpel ik het zelf ook af als ‘niet interessant’?

De vrouw en de moeder vallen niet zomaar samen

Een lerares/ vriendin van me zei laatst: “Mijn dochter is nu zeven, maar ik zeg nog altijd dat ik reiziger ben, pelgrim. Ik zeg nooit eerst dat ik moeder ben. Want dat besef ik nog steeds niet echt.  Nu pas, nu ze al zo lang hier is, dringt het opeens door: ik ben moeder, en dat duurt ook wel even. Ik kan mijn leven daar maar beter naar inrichten.”

Dat dus. Ja, ik moet bekennen, dat heel soms, als ze in mijn bed ligt te slapen, en ik ga daar ook in liggen, na een avond alleen in de woonkamer mijmeren, lezen, denken, schrijven – zoals vroeger – ik soms schrik: wow ik heb een kind!

Moeder word je dus niet zomaar. Die moeder die ik ben, valt niet 123 samen met de vrouw die ik ben. En dat gevoel, dat is eigenlijk heel schrijvens-waardig, dat van iets te zijn, maar het eigenlijk niet echt te zijn. Die ambivalentie. Want dat tekent het leven. Maar dat durf ik dan weer niet echt.  Want als je moeder bent,  dan heb je geen twijfel of spijt. Geen woede-aanvallen en wanhoop. Dan ben je gewoon moeder, in hart en nieren. Moeder, de vrouw. Toch?

Keuzes zijn niet eenduidig

Ik was net in de winkel en zag voor het eerst twee boeken liggen over de vraag: zal ik wel of niet moeder worden? Toen ik halverwege de dertig was, heb ik echt stad en land afgezocht naar zo’n boek. Dat was er niet. Dat vond ik zo vreemd. Het is zo’n essentiële vraag. Maar het is blijkbaar nog steeds een beladen onderwerp: geen moeder willen worden, of in ieder geval daar aan twijfelen. Dat merk ik ook aan vriendinnen die nog met die vraag worstelen.

Maar het is niet zo dat die twijfel opeens stopt als je de keuze hebt gemaakt wel moeder te worden. Ook niet als je, zoals ik, op den duur in elke vezel een Ja voelt. Ook niet als je hart vervuld is van liefde. Net zoals ik ook regelmatig twijfel of ik wel schrijfster wil zijn – al die woorden, al dat stilzitten! –  is er ook af en toe twijfel; ben ik wel bestemd voor dit moederschap? En dat, dat is pas echt eng om op te schrijven.

Moederschap is niet heilig, je kind is niet heilig

Maar dingen zijn niet eenduidig of heilig. Schrijven niet. Moeder-zijn niet. Kinderen niet. En die heiligheid mag dus van dat moederschap af. En van de kinderen. Ja, daar zit eigenlijk mijn weerstand. Niet zozeer dat ik over iets gewoons schrijf, maar dat ik dat gewone, of eigenlijk dat hele ambivalente, niet heilig wil maken in mijn teksten. En eigenlijk is juist dat niet-heilige zo interessant.  Moeder worden is een transformatie die niet zomaar van de een op  de andere dag plaats vindt. Niet op een roze wolk, of in een ashram in India, maar gewoon aan de afwas, in de saaie gang der zaken, die ik soms zo intens verafschuw.

Het gewone wordt dus interessant als het eigenlijk ergens anders over gaat; over groei. Over iets of iemand worden die je eerst niet was, over oude patronen loslaten, over nieuwe dingen snappen, over een ego dat breekt, een lichaam dat verzakt en een hart dat groeit. Als moeder moet ik, net als mijn dochter,  de wereld (en mezelf) opnieuw leren begrijpen en als schrijfster moet ik daar opnieuw woorden voor leren te vinden. Eigenlijk een ontzettend boeiend proces. Als je het toestaat.

Boeken zijn niet heilig

Wat daarin blokkeert is het idee dat schrijven, kunst en literatuur ook heilig zijn. Net als het moederschap, moeten we ook boeken niet op een sokkel zetten. Schrijven is ook maar gewoon schrijven.  Het is niet zo dat je over bepaalde onderwerpen niet kan schrijven, omdat ze niet literatuurwaardig zouden zijn.

De kunst is om over mijn eigen moederschap te schrijven, en te blijven onthouden dat ik ook schrijfster ben. Om mijn eigen ervaringen en inzichten als moeder volledig in te zetten, want daar zit energie, maar om ook de schrijfster te blijven die enige afstand behoudt. Die haar woorden afweegt, zoekt naar waar het verhaal echt zit. Dat maakt schrijven doorleefd en sterk: als je schrijft vanuit je eigen ervaring en tegelijkertijd je vakmanschap behoudt en verfijnd.

Moederen en schrijven zijn een kunst

Moederschap en het schrijverschap zijn beide een kunst. Beide leer je met vallen en opstaan. Beide zijn moeilijk en ook zo de moeite waard. Beide scheppen een nieuwe realiteit. En samen, de schrijfster en de moeder, kunnen ze een boek maken. Of een voorstelling. Een gedicht. Of een blog. En nog een. En nog een. Zeker weten.